Het begon met een Norton Dominator 88. Een 500cc parallel twin met de meest ingetogen chiqueheid van een potente Britse motor uit de vijftiger jaren van de vorige eeuw. De motor was na reparatie bij een beunhaas achtergelaten omdat de eigenaar onverwacht vader was geworden. Voor 75 ronde guldens plus de opmerking dat de papieren er niet bijzaten, kreeg de Norton een nieuw baasje. Een baasje dat 80% van zijn tijd met motorfietsen bezig was en de andere 80% gebruikte om het andere geslacht te ontdekken.
De vijftiger jaren Die ‘midvijftiger’ was ooit nieuw een indrukwekkende, sportieve motorfiets geweest. Een topper. Een hoogstandje van Brits kunnen. We hebben het over een 497cc viertakt stoterstangentwin met een vermogen van 29 pk. Dat blok was voor een losse vier versnellingsbak gemonteerd en hing in Nortons legendarische Featherbed frame.
De machine woog ruim 170 kilo en de top lag op een opgegeven 160 kilometer per uur. Aan de bar hangend waren dat er 180. Op de weg niet veel meer dan 150. En dan nog niet te lang ook.
In de vijftiger jaren waren de jaren dat motorrijden nog het goedkopere alternatief voor autorijden was. Een machine als de Domi 88 was in die markt en sportieve krachtpatser waar weinig Europeanen het geld voor hadden.
The Sixties In de zestiger jaren raakte het motorrijden op sterven na dood. Alleen absolute losers en maatschappelijk onaangepasten reden motor. We hebben het over de tijd dat een Harley-Davidson 1200cc een goedkope bak voor staalvlechters en ambitieuze studenten was. Een Liberator kocht je lopend en wel particulier voor 150 gulden.
Die Honda’s schokten de wereld. Ze zagen er in Europese optiek bizar uit, die plaatstalen hobbelpaarden. Er was een werkende startmotor aan boord. Er waren knipperlichten. De elektra werkte en het blok lekte geen olie. De wegligging bleef ver achter bij die van gerenommeerde Europese merken. Dat belette scheurneuzen er toch niet van om hard op de Honda’s te rijden. Op Zandvoort was er een C72 ( dat was de 250cc versie van de 305cc C77) die Ducatisten het snot voor de ogen reed. De man moet een groot hart gehad hebben.
De zeventiger jaren In de zeventiger jaren brak de motormarkt door na dat Honda’s reclamekreet ‘You meet the nicest people on a Honda’zich had gezet. Die vriendelijke strijdkreet was gebaseerd op de 50cc instapframe modellen. Maar toch. Honda’s Dreams en de CB450 Black Bomber hadden in The States niet echt verkocht. Die Black Bomber werd na een test in een motorblad aangeprezen als ‘de ideale sportmachine voor rijders met circuitervaring. De redactie achtte het vermogen van de Bomber bijna onverantwoord hoog voor gebruik op de openbare weg.
De negentiger jaren. Dat waren de jaren met de piek en het dal. Motortechnisch evolueerde de zaak naar sneller, steeds sneller en beter. Een SuperSportblok draaide 10000+ toeren, liep zijdezacht spinnen mooi rond en bleef gewoon heel. Een klok rond. In vergelijk met de Norton 88’s 29,5 pk leverde Suzuki’s GSX R 600 in 1999 106 pk bij 11.800 toeren. Om het eerlijk te houden: de Norton Domi 99 was ook 600 cc. Die leverde 31 pk bij 5750 toeren. De supersporters uit de negentiger jaren waren voor veel mensen al alle begrip – en financieringsmogelijkheden te boven. Maar het werd nog gekker. In de nieuwe eeuw
Na Y2K Nu zitten we met de Triumph Rocket III. Een Power Cruiser waarvan de eerste drie en de laatste versnelling begrensd zijn. Recentelijk mocht MK rijden op de Kawasaki ZZR 1400. Een motor die met kunstgrepen onder een eindsnelheid van 300 km/u wordt gehouden. Omdat de importeurs dat als heren onder elkaar hebben afgesproken omdat diverse regeringen vragen gingen stelen over de 300 Plussers op de openbare weg
Inmiddels zijn de motorfietsen oneindig veel beter geworden dan nog maar vijftig jaar geleden. Motorblokken van sportmotoren maken de ton vol bij vermogens waar in de vijftiger jaren nog niet over gedroomd werd. De ooit zo futuristische schijfremmen zijn niet allen gemeengoed, ze zijn tot perfectie geëvolueerd. Vering en demping van een huidige middenklasser zetten Nortons legendarische Featherbedframes te kijk als pijpfitterswerk van een ambachtelijke smid.
De producenten van banden en kettingen hebben op de komst van de radiaalbanden en de O-ringenkettingen de zaak niet revolutionair veranderd. Maar hun producten zijn nu zover doorontwikkeld dat een ketting bijna zo lang mee gaat als en cardan van vijftig jaar terug. En met de huidige banden is het zowat mogelijk om de vliegen op het plafond na te jagen in hun rondjes om de lamp.
Het enige dat er in de loop van de jaren niet is veranderd, verbeterd of vergroot dat is de pret die mensen in het motorrijden kunnen hebben. Altijd. Overal en ieder op zijn – of steeds vaker ‘haar’ manier. Want het maakt niet uit wat je rijdt, het gaat eer om dat je rijdt. En waar het hem om gaat, dat lees je op deze site.
…. maar wat heb je nu eigenlijk aan al die hedendaagse perfectie? Ouder is gewoon leuker!