Toen de goudsmid Ernst Wewer, samen met een compagnon besloot motorfietsen te gaan produceren onder de naam Tornax, wist men meteen constructeur Otto Karpe aan zich te binden. Hij moest het frame ontwerpen dat de weelde van de sterke JAP motoren zou kunnen dragen. De 600 cc ééncilinder zijklepper werd als dragend gedeelte in het open buizenframe opgenomen, terwijl de “Tiger” voorvork eveneens een belangrijke bijdrage leverde aan een reputatie die klonk als een klok, totdat het merk uit economisch oogpunt in 1955 de productie moest beëindigen.
Gesterkt door het succes bracht Tornax al snel ook de grotere JAP V-twin, met 996 cc, in een eigen frame onder. Voor de nodige publiciteit zorgde de van 1926 tot 1931 intensief bedreven motorsport. In speciaal geprepareerde machines werden 350 en 1000 cc JAP kopkleppers gemonteerd. Het programma werd gestaag uitgebreid, zodat in 1930 zelfs een – in Duitsland – fiscaal gunstige 200 cc machine leverbaar werd.
Vanaf het midden van de dertiger jaren moest Tornax noodgedwongen op Duitse leveranciers terug vallen. Columbus (Horex) leverde 600 cc zijkleppers, maar ook een vierkleps 600 cc machine of een 800 cc parallelle twin, met een kettinggedreven bovenliggende nokkenas. Deze twin werd “Tornado” genoemd. Vanaf 1939 maakte men ook goedkope tweetaktmachines met ILO inbouwmotoren van 125 tot 250 cc. Met deze leverancier werd ook na de Tweede Wereldoorlog de eerste stap naar hervatting van de productie gezet. De eerste modellen, uit 1958, bezaten 125 cc, 175 cc en later 200 cc en 250 cc tweetakt ééncilindermotoren, waaraan later een twin werd toegevoegd.
Tot 1954 bezaten de Tornax motorfietsen een wiegframe met telescoopvoorvork en plunjervering. Het topmodel, en tevens het laatste model, was de “Zwarte Josefine”, die het comfort van een geveerde achtervork en een schommelarm voorvork verbond met de sterke ILO tweetakt-twin.