Arthur Schüttoff, was een ingenieur, die in het Duitse Chemnitz sinds 1909 een eigen machinefabriek leidde. In 1924 begon hij met motorfietsen en bracht hij een 250 cc zijklepper op de markt. Opvallend was dat bijna alle onderdelen van de allerhoogste kwaliteit en uit eigen fabricage afkomstig waren. De Schüttoff unit motorblokken bezaten bijvoorbeeld een primaire aandrijving met tandwielen naar een twee- en later drieversnellingsbak. Zelfs de aandrijving van de magneet geschiedde door een tandwieltrein.
In Duitsland maakte het merk furore door met bijna ongewijzigde productiemachines goede raceresultaten te behalen. De 350 cc kopklepper, model F uit 1925, was daar voornamelijk geschikt voor, maar het deed ook de verkopen van de zijklepper goed.
Speciaal voor zijspangebruik ontwikkelde men de 500 G uit 1928, en het jaar daarop zag de 500 JS kopklepper het licht, net als alle sportmodellen met een dubbelpoort uitlaat. Door de economische crisis in de 30-er jaren werd het merk gedwongen 200 cc en 300 cc tweetakten van DKW in het programma op te nemen, die overigens ook compleet met geperst stalen voorvork in Zschopau gemaakt werden. In 1932 nam DKW de hele fabriek over. Uit onderdelen van de beide 500 cc’s ontstonden tot 1933 nog Schüttoffs in een geperst stalen frame van DKW, maar met Schüttoff embleem.