”Oersolide”, dat was het imago van de motorfietsen uit Berlijn-Spandau. De ”Deutsche Industriewerke AG” uit de Berliner Chaussee had na de Eerste Wereldoorlog een probleem. De voormalige wapen- en munitiefabriek moest na de oorlog, en liefst zo snel mogelijk, omschakelen naar productie van burgermateriaal. De eerste D-Räder waren, als gevolg van de overname van de Star motorfietsproductie, uitgerust met de door ingenieur H. F. Günther ontwikkelde boxermotor van 393 cc cilinderinhoud. Deze motoren waren niet erg sterk en niet bijzonder betrouwbaar. In 1946 kwam de eerste echte D-Rad, de R/4 op de markt. De motor was een 496 cc zijklepper en het voorwiel werd met een bladveer afgeveerd.
Het ontwerp hiervan kwam van ingenieur Christiansen. Er werd ook een sportmodel aangeboden, de R 1/4, dat afweek qua uitrusting en compressieverhouding. Aanvankelijk presteerden de tamelijk zware motoren alleen in betrouwbaarheidsritten. Op de korte baan en op circuits waren ze niet opgewassen tegen de concurrentie. De R 6 kwam in 1926 voor het voetlicht. De motor was het geesteskind van Martin Stolle, die daarvoor bij BMW en Victoria had gewerkt. De motor had niet alleen een afneembare cilinderkop gekregen, maar ook waren de krukas, de smering, de koeling en de verbrandingsruimtes sterk herzien. Bovendien had het rijwielgedeelte een verbeterde voorvork en grote remtrommels met binnenliggende schoenen. De R 9, die een jaar later debuteerde had een naar voren hellende cilinder.
Dit kenmerk hadden de R/10 en de R/11 types ook. Toch waren dat voor de rest heel nieuwe ontwerpen. De R/10 had een moderne kopklepmotor met een van de buitenwereld afgesloten klepbediening, dry-sump smering en een klauwengeschakelde drieversnellingsbak die in het motorblok was gehuisvest. Het buizenframe was open aan de onderzijde en de voorvering was een gedempte parallelvork. De nieuwe constructie was in zijn geheel 20 kilo lichter dan de eerdere D-Räder. In tegenstelling tot de R/10 had de R/11 een zijklepmotor met afzonderlijke versnellingsbak. Helaas konden deze moderne motoren, noch de kort gebouwde modellen met 200 cc en 250 cc tweetaktmotoren van Bart verhinderen dat D-Rad uit economische gronden aan NSU verkocht moest worden.