Circa 20 jaar gelden was Koos op zoek naar een motor met een startknopje voor zijn toenmalige partner. De voorkeur ging daarbij uit naar een Europese machine maar het was in die tijd niet eenvoudig een, niet al te zware, Europeaan met startmotor te vinden.
Een vriend van Koos had een leuke verzameling motoren waaronder een Norton en een Laverda en tot zijn collectie behoorde ook een Sanglas 500S. Hij had die motor korte tijd daarvoor gekocht van ene mijnheer Joseph Jansen uit Venlo, die de eerste eigenaar van de Spanjaard was. De vriend vond de Sanglas wel fijn sturen maar hij hoorde eigelijk niet bij zijn twins. De éénpitter paste daarentegen uitstekend bij de verzameling van Koos, die voor het grootste deel uit BSA ééncilinders bestond. De koop werd gesloten maar de nieuwe eigenaresse heeft er nooit echt prettig mee gereden. Koos wijt dit aan de steilere balhoofdshoek en de kleinere naloop (dan van de BSA’s), waardoor de Sanglas nerveuzer stuurt en anders reageert in de bochten.
Toen hun gezin met drie zoons was uitgebreid, vond de pater familias dat zij hun jongens een degelijke opvoeding moesten geven en dat kan uiteraard niet zonder zijspan. De Sanglas was de aangewezen machine om als trekpaard te fungeren: zijn stuurgedrag was hier heel geschikt voor, hij beschikte over meer vermogen dan de Engelse stampers en het frame was vanaf de fabriek voorzien van ogen om zijspan-aansluitingen te monteren. Koos duikelde een MZ zijspan op en wist dat dankzij zijn sleutelervaring, zonder veel moeite aan de Sanglas te knopen. Met één zoon achterop en de twee andere in de bak hebben zij jarenlang lang toerritjes gereden. Nu zijn de jongens zo groot dat zij niet meer met z’n tweeën in het zijspan passen. Koos rijdt tegenwoordig niet veel met de combinatie maar omdat zijn schuur groot genoeg is en hij nog nooit een motor heeft verkocht, houdt hij ook deze Spaans-Duitse driewieler. We zullen deze 500S als opstapje gebruiken om de geschiedenis van Sanglas te belichten.