1949 was niet alleen het jaar waarin de nieuwe dynamo verscheen, je kon toen ook opteren voor een frame met plungervering achteraan. Zowel de B als de M reeks kregen een zelfde type koppeling, versnellingsbak, voorvork en assen. De B32 kon in optie ook geleverd worden met aluminium cilinder en kop, iets wat voordien enkel op de fabrieksmachines terug te vinden was. Een jaar later werd deze optie ook voor de B34 leverbaar.
In 1951 maar weinig verandering, behalve voor de competitiemodellen die een steilere balhoofdshoek kregen. Een jaar later kreeg de benzinetank een nieuwe styling en het ronde embleem. Aan de kleur kon je ook meteen de cilinderinhoud herkennen: groen voor de 350, rood voor de 500cc. Chroom op de tank verdween even omdat er een tekort was aan dat materiaal maar een jaartje later was dat probleem weer opgelost en werden zelfs de naven ermee uitgerust. Ook de duopassagiers juichten, want nu konden ze plaats nemen op een comfortabel tweepersoonszadel. Het zwaarste model kreeg een 8″ voorrem en een ander voorspatbord met nummerplaat aan de zijkant. Ook inwendig onderging het blok een aantal veranderingen, waaronder een nieuw type zuiger en drijfstang. Alle modellen met plunjervering hadden nu een vernieuwde toolbox en de benzinetanks een chromen zijflank met knierubbers. Kastanjebruin was de vaste kleur van de tank, de rest kon eventueel ook in zwart gespoten worden.
In 1954 kregen de competitiemodellen en de exportmodellen een swingarm. De Engelsen moesten het nog één jaartje langer stellen met stijf frame of plunjervering. Het nieuwe frame was gebaseerd op dat van de Gold Star. De competitiemodellen hadden standaard een lichtmetalen kop en cilinder. De tank werd vastgezet met één enkele verzonken bout in het midden, weggestopt onder een rubber BSA-embleem. Datzelfde jaar kregen de modellen ook nog de nieuwe Amal Monobloc carburator. De 350 ontving een nieuw spatbord achteraan, de 500 een nieuwe aanzuigbuis voor het luchtfilter. De stijve frames verdwenen volledig (behalve bij trial modellen) en een stuurslot zorgde voor wat meer veiligheid bij het parkeren.
In 1956 werd het swingarmframe standaard alsook het duozadel en de nieuwe lichte remtrommels en volle naven. De beschikbare kleuren bleven kastanjebruin en zwart. Een jaar later ontvingen de competitiemodellen opnieuw achtervering en het oliereservoir werd goed beschermd weggestopt. Ze leken, op het blok na, dan ook als twee druppels water op de Gold Star modellen.
1958 bracht nogal wat wijzigingen mee: de magdyno moest plaats ruimen voor een wisselstroomdynamo rechtstreeks op de krukas en bobijnontsteking. Ook de rest van de elektrische installatie onderging een facelift: naast nieuwe en ook anders geplaatste schakelaars was er ook een nieuwe koplamp en ampèremeter. Daarnaast vond je nieuwe remmen, ketting en een centrale steun. Men ging ook een paar nieuwe kleuren gebruiken zoals groen en zilvergrijs. Veel nieuws dus maar toch naderde men stilaan het einde van een tijdperk. Bij BSA ging men meer en meer aandacht besteden aan een paar andere (lees: modernere) modellen en tot spijt van velen verdween de B31 in 1959 uit de catalogus. Een jaar later ging ook de 500cc.