Goena goena is de zwarte kunst uit onsch voormaalig Insulinde. Mijn bloedbanden in aanmerking genomen moet het dus wel goena goena zijn geweest.
Een motorfiets met karakter. Een slecht karakter.
Tweetakten zijn niet mijn ding.Dat komt door ‘ vroeger’ Alleen MZ’s en Suzuki 500’s vind ik wel aardig. Dat komt door jeugdsentiment. En ik heb een ex Bundeswehr Herculesje gehad. Maar dat was met zijn 123 cc eigenlijk een brommer. Lang geleden kocht een zakelijke relatie een T500. De Suzuki stond in een erg nette staat op de Vehikel en aangezien het zondagmiddag was, was de prijs te bespreken. De eigenaar vermeldde foute vlotterniveau ‘s. De T500 werd naar Alphen verscheept en verdween geruime tijd uit zicht.
Na een maand of drie zag ik voor mijn werk de Alphense eigenaar weer terug. Zijn smartelijke gelaatstrekken werden niet eens veroorzaakt door de bij zijn bedrijf op handen zijnde bedrijfsreorganisaties maar door zijn Suzuki. ALLES was er al aan gedaan en het ding deed het nog niet Via een vrij onoverzichtelijke driehoeks transactie via de vage kennis had ik opeens een zo goed als niet lopende T500. Tweetakten zijn dom en technisch niet veel gecompliceerder dan een Big Mac dus trok ik de Suzuki oppervlakkig geïnteresseerd open.
De voormalige Alphense eigenaar had niet gelogen. De motor had nieuwe bobines, nieuwe punten, nieuwe condensatoren en verse bougies. Daar schuin achter stond een accu waar de prijssticker nog op zat Wat voorzichtig trapwerk liet zien dat de punten vonkten en de bougies natte neuzen kregen. Na zo’n twintig trappen gaf de motor één vette, wat obsceen klinkende klap. De vlotternivo’s werden gecontroleerd en klopten niet, het ontstékingstijdstip werd gecontroleerd en klopte niet, één van de nieuwe condensators was opgeblazen en werd vervangen. De motor liep één paar minuten stationair, pikte één keer goed op en hervatte één oosters stilzwijgen. Bij het nadenken zag ik onder de lak op de tank één rimpelige blaas verschijnen die op een gegeven moment mistroostig en weinig energiek begon te lekken.
Bij het verzetten van de motor om de zaak eens van een andere kant te kunnen bekijken werd het achterlichtglas geplet met hetzelfde geluid als dat drie minuten later klonk toen ik op m’n bril ging zitten. Goddank heb ik, geroutineerd motorrijder, altijd een heupflacon in m’n borstzak.
Terwijl ik narrig naar de roze olifantjes schopte besloot ik nog een startpoging te wagen… Rustig pruttelend draaide de twin in nullast. Een achterdochtig draaitje aan het gas gaf een korte tweetaktblèr. De motor draaide weer rustig stationair. Eén voorzichtig rondje op het parkeerterrein liet aan de hele buurt een voorbeeldige klassieker zien. Ja ja, ’t is oud, dat zie je zo, maar kijk eens hoe mooi dat nog rijdt… De tevreden reutelende Suzuki werd voor het huis op de stoep op de bok gezet en ik ging blij m’n helm en handschoenen halen.
Effe lekker scheuren op m’n brommertje. Af bokken, zitten, gas open en de koppeling laten komen. Op het moment dat het toerental op z’n hoogst was stortte het koppelingsmechaniek in terwijl ik de bak net in z’n één zette. Na het bijvullen en leegmaken van de heupflacon bleek de achteras schuin in de vork te staan, de ketting lag achter naast het tandwiel en zat voor als een wat slordige prop tussen de diverse uitgaande assen.
Het geheel was gegarneerd met de zo kenmerkend verkruimelde aluminiumbrokjes die je krijgt wanneer een carter het weer eens heeft verloren van een ketting. Ik kocht motorbladen en oriënteerde me op tweedehands BMW-prijzen en grotere heupflacons.