Natuurlijk konden we zelf de diagnose stellen. Je gaat toch niet op pad zonder multimeter? De Ish 350 cc uit 1956 had en stukke dynamo. Dat was duidelijk. En zo’n prutserig zes volts accuutje, dat heb je zo leeg gereden. De Ish werd een paar kilometer teruggesleept, naar de terrassen aan de rand van Cadzand Bad. Dat gaf nog enig misverstand toen een haastige automobilist wilde invoegen tussen de trekkende zijspancombinatie en de Ish, die er aan de losse lijn een meter of vijftien achter bungelde. De tegenligger schrok er ook van. Gelukkig lag er naast de weg een fietspad en naast het fietspad een onafzienbare akker. Dat was een mooie stofwolk daar achter ons.
Op het terras namen we versnaperingen tegen de schrik. De boulevard van Cadzand Bad is de lelijkste ter wereld. Maar op het eerste terras rechts voor dat je dat gedrocht op rijdt, daar hebben ze goeie uitsmijters. En kriek. En het is makkelijk te vinden voor de WegenWacht. We GSemmerden de WW om de vrolijk zwarte tweewieler te laten repatriëren. De ANWBdame hoorde het betoog aan en zei een WegenWachter te sturen. Wij meldden dat we geen WegenWachter, maar een oprijwagen nodig hadden. Want de Ish had een kapotte dynamo. De dame zei dat de WegenWachter er aan zat te komen. We concludeerden dat ze bij de WegenWacht een lage dunk van de huidige motorrijder hebben. Eerst een wegenwacht sturen om te kijken wat er is? Pfahh. Onzin. De dynamo was immers stuk? Op het terras was het goed wachten. De WegenWachter kwam, zag het roestrode gebakje en stamelde: “Wat is dat!?”. “Een Ish 350 uit 1956!” loeiden we in koor. “Met een kapotte dynamo”.
De WegenWachter was jonger dan de Ish. Hij mat de zaak door en diagnosticeerde een defecte dynamo. We knikten welwillend. Kijk, hij wist het allemaal wel! De WegenWachter wilde het probleem oplossen door de accu aan de snellader te zetten. “Dat gaat niet lukken. Komen we niet mee tot halverwege de tunnel”. De man was duidelijk van na het zes voltstijdperk. Hij verzuchtte: “Dan moet hij gerepatrieerd worden”. Kijk, daar waren we waar we wezen wilden. Later kwam er een oprijwagen met een onwaarschijnlijk dialect sprekende , naar eigen zeggen 65 jarige, Zeeuw met een enorme grijze bos haar.
Die was dolblij dat weer eens een motor zonder plestik op de kar kreeg. Die kon je tenminste lekker vastsjorren. Met het in de voorveren trekken van de vork spoten er twee stralen voorvorkolie uit de ontuchtingsdoppen boven op de vork. De olie kletterde op de traanplaat er onder. De Zeeuw raakte helemaal vertederd. Zoveel olie had hij in tijden niet gezien. De Ish berijder besloot zich niet mee te laten repatriëren, maar in het zijspan mee terug te rijden. Dat vereiste herschikking van wat boordgereedschap zoals de anderhalftons garagekrik. We boden de Zeeuw koffie en koek aan. Zwaaiden het transport uit. Verloren onderweg alleen nog het reserve reservewiel van het zijspan. Nooit meer wat van gehoord. Toch jammer van zo’n wiel.