Voor Norbert Riedel zou het zeker een genoegdoening zijn geweest als hij geweten had dat de tweecilinderversie van zijn ”Imme” motor de inspiratie had gevormd voor het kracht-ei van Luigi Benelli. Luigi Benelli was de zoon van Giuseppe en ingenieur. Hij was een van de zes Benelli broers die het Benelli schip verliet na een ruzie. Onder de naam Moto B begon hij in 1950 voor zichzelf. Het eerste model van de jonge firma was de B98. Een geperst stalen frame – dat hij al in 1943 al had gepatenteerd – en een liggend ééncilinder tweetaktblok met roterende inlaat, 98 cc en een drieversnellingsbak vormden de belangrijkste ingrediënten. Al in 1951 volgde de ”B98 Super”, met 115 cc. Twee jaar later had de motor nog wat meer inhoud gekregen, maar zijn roterende inlaat verloren. Het frame was nu voorzien van veerpoten, in plaats van bladveren. De ”B200” uit 1952 vertoonde voor het eerst de typische eivormige motor. Een jaar later werd dat met een vierversnellingsbak en zuigersturing uitgerust. In 1956 volgde een 250 cc variant, die ook op sportief gebied zijn mannetje bleek te staan.
De vanaf 1956 leverbare viertakt ééncilinder kon dat nog beter. Vanaf dat model werd overigens ook de naam geschreven zoals je hem uitsprak: Motobi.
Vooral de 175 Sport van 1959 deed het goed in heuvelklims. Ook de overige viertakt kopkleppers waren pittig, dankzij hun lage gewicht. Er waren zowel 125, 200 en 250 cc versies in verschillende uitvoeringen: van straatmodel tot scrambler. Nadat Giuseppe Benelli in 1962 weer terugkeerde naar het merk waar hij met ruzie was vertrokken, werd de naam Motobi voor sommige modellen nog gehanteerd, ondanks het feit dat ze gewoon in de Benelli fabriek gemaakt werden.