Al aan het einde van de negentiende eeuw bouwde de Duitse immigrant Ignaz Schwinn fietsen in Chicago. Toen motorfietsen begonnen op te komen, bleef hij niet achter en bouwde onder de naam Excelsior ook motorfietsen. De eerste motor uit 1907 bezat een 500 cc ééncilinder met snuffelventiel, een versnellingsbak en riemaandrijving. Echt beroemd werd de firma echter pas door de in 1911 geïntroduceerde V-twin met maar liefst 1000 cc. De kleppen werden gestuurd door een enkele nokkenas. In 1913 werd de twin uitgerust met kettingaandrijving, voorvork met bladveer en een handbediende koppeling. Dankzij de grote vraag bouwde Schwinn in Chicago een gigantische fabriek, die zo groot was dat de motoren op het dak ingereden konden worden. Daar ontstonden een- en tweecilinders, die overigens continu verbeterd werden, in massaproductie. Vanaf 1915 was er bijvoorbeeld een driebak leverbaar. Een jaar later bood Schwinn zelfs een 230 cc tweetakt ééncilinder aan, maar deze was niet erg geliefd en verdween weer snel uit het programma.
De demonstratieve X op de tank ontstond overigens door merkregistratie problemen met Europese fabrikanten die onder dezelfde naam opereerden. De eerste twins die naar Engeland gingen werden derhalve American X genoemd. Om de ”Scout” van Indian het hoofd te kunnen bieden ontwikkelde de firma in 1925 een gloednieuwe V-twin blokmotor en een opvallend modern frame. Deze nieuwe 750 cc machine leverde hetzelfde vermogen als de oude 1000 cc. machine. De naam ”Super-X” lag dan ook een beetje voor de hand. Tegen die tijd verdween ook het Excelsior teken van de tank. Na 1931 beëindigde de eigenzinnige Schwinn de motorfietsproductie omdat het rendement te laag werd.